In zijn vroege jaren heeft de psalmist, terwijl hij de wacht hield bij de kudden zijns vaders, zich toegelegd op de studie van de twee grote boeken Gods -- de natuur en de Schrift -- en zoo zeer had hij zich doordrongen van den geest dezer boeken, dat hij in staat was om ze met godvruchtig onderscheidingsvermogen te vergelijken en met elkander in tegenstelling te brengen, den Auteur verheerlijkende en grootmakende naar dat Hij zich in beide op onderscheidene wijze heeft geopenbaard. Hoe dwaas en goddeloos zijn zij, die in plaats van die twee heilige boeken aan te nemen en er zich in verlustigen, ten einde in beide dezelfde goddelijke hand bespeuren, al hunne verstandelijke vermogens aanwenden, om er verschil en tegenstrijdigheid in te vinden. Wij kunnen er van verzekerd wezen, dat de ware "Sporen der Schepping" nooit in tegenspraak zullen zijn met het boek van Genesis, en dat een ware en nauwkeurige "Cosmos" of wereldbeschrijving, geen verschil zal opleveren met Mozes' scheppingsverhaal. Hij is wijs, die beide het boek der schepping en het Boek des Woords leest, als twee delen van hetzelfde werk, en in zijn hart gevoelt: Mijn Vader heeft ze beide geschreven."
Een psalm van David, voor den [1]opperzangmeester.
1. Zie hfdst.4 vs.1.